In deze surrealistische week waarin de (volgens het Openbaar Ministerie ten onrechte niet vervolgde) zwangere vrouwenmishandelaar en dierenvriend Dion Graus een ‘grapje’ maakte over de invoering van de perspolitie in de Tweede Kamer(cq cabaretpodium voor de Partij Van Volksvertier) tegen die rioolratten van de pers. De week waarin minister Rosenthal zijn hoogste ambtenaar opdracht heeft gegeven om te voorkomen dat ambtenaren ooit nog anoniem via de pers kritiek kunnen uiten. Tijdens de intocht van Sinterklaas een Antilliaan werd opgepakt omdat hij een t-shirt droeg met het opschrift: ‘Zwarte Piet is racisme’ lag ik, geheel in deze surrealistische stijl, op straat in Slotermeer, als het kleurrijke Onderbewuste van mijn adoptiemoeder Hulya met deze tekst als bijschrift: ‘Ik wil je verlossen.’
Er liep een Marokkaan voorbij die links van me op de grond spuugde. Twee Nederlandse mannen stonden rechts van een afstand naar me te kijken. De aardige mevrouw van de fietswinkel waar ik voor lag vroeg aan de mannen of ze me wilden verlossen, hintend op de tekst op de stoep stond. Een van de mannen liet zijn onderbuik gevoelens de vrije loop. “ Ja, ik wil ze wel een nekschot geven, maar dat mag niet he?! Ik hoop wel dat ze griep oploopt. Hele flinke griep.’ Ik tilde mijn hoofd op. ‘Wat ben jij naar.’ ‘Ja, dat moest je eens bij mij proberen, zo voor mijn deur liggen. Dan had je het wel geweten hoor.’ Ik begreep dat de mevrouw van de fietswinkel naar binnen moest zijn geslopen, wellicht. Het publiek van de voorstelling de WijkSafari, keek vanaf het balkon van mijn adoptiemoeder Hulya op twee hoog onder het genot van een glaasje Turkse thee en zelf gedraaide sigaretten vermomd in een Marlboro pakje naar beneden. De spanning was van hun gezichten te lezen, al was het fijn dat ze niet alles konden horen. Ik bleef liggen en constateerde dat ik er van genoot kwetsbaar te zijn. Tot een knap meisje waarvan ik dacht dat ze Marokkaans was zachtjes naar me toesloop en me op haar knieën begripvol begroette met een woord die nog nooit iemand tegen me heeft uitgesproken: ‘Shalom.’ Omdat alles op een kosmische grap begon te lijken stond ik op.
Ik wurmde een paar vingers tussen de glazen elektrische buitendeur zoals ik had geleerd, dat daardoor vanzelf openging. Vervolgens graaide ik in mijn bh naar Hulya’s huissleutel om ongemerkt voor het publiek binnen te komen. Ik bedacht me wat een dom wezen de mens toch is. Natuurlijk was ik een beetje aangedaan omdat iemand mij in gedachten een nekschot wilde geven. En ik wist ook wel dat ik in wezen uit precies hetzelfde hout ben gesneden als die man omdat ik net zo hard terug oordeelde. De hele week was ik er getuige van geweest hoe mensen in een georganiseerde vorm, onder het mom van een voorstelling, in elkaars leven op bezoek gingen. Hulya verhulde zich vaak in de rol van huisvrouw door niets van zichzelf prijs te geven en mensen vol te proppen met eten. De zin ‘Ik wil je verlossen’ was van haar en luidde in zijn volheid: ‘Ik wil je verlossen van de plicht dichterbij te komen.’
Soms had ik het gevoel Hulya te moeten beschermen als iemand vroeg ’ Waarom draag je een hoofddoek?’ Om zonder het antwoord af te wachten eraan toe te voegen: ‘Dat vind ik jammer.’ Haar kwetsbaarheid en openheid hield een risico in: de kans op impertinente vragen. Maar het bracht haar ook veel. Na een aantal dagen van impertinente vragen maar ook zelfgemaakte kaartjes in de bus als bedankje, een bos bloemen bij binnenkomst en een oprechte uitnodigingen om zelfgebakken appeltaart te komen eten in Amsterdam Zuid begreep ik de werkelijke rol van het publiek: ze veranderden in een paar dagen Hulya’s wereldbeeld.
Maar zoals gezegd geloof ik dat de mens een dom wezen is: lui en gemakzuchtig. Met oneindig veel potentie als ‘de geest’ erdoor heen mag waaien. Dat onze vrijheid steeds meer aan banden wordt gelegd is een slechte zaak. Dat kritiek wordt gezien als het behoren tot een kamp is pure armoede. Het maakt ons klein en beperkt, maar niet tot de mens die we in potentie kunnen zijn. Grootsheid moet men zich herinneren als potentie. Het moet aangemoedigd en vormgegeven worden, in attitude, rotsvaste regels en een houding die gebaseerd is op groei en een wens grootser te zijn dan de sterfelijke mens. Beschaving heet zoiets geloof ik.